haarkloof
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- haar·kloof
Werkwoord
vervoeging van |
---|
haarkloven |
haarkloof
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haarkloven
- Ik haarkloof.
- gebiedende wijs van haarkloven
- Haarkloof!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haarkloven
- Haarkloof je?