grootzeiltrimmer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- groot·zeil·trim·mer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van grootzeil en trimmer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootzeiltrimmer | grootzeiltrimmers |
verkleinwoord | grootzeiltrimmertje | grootzeiltrimmertjes |
Zelfstandig naamwoord
de grootzeiltrimmer m
- (scheepvaart) op een groter wedstrijdjacht het bemanningslid dat de stand van het grootzeil in de gaten houdt
- De grootzeiltrimmer was ziek op de dag van de wedstrijd.
Gangbaarheid
- Het woord 'grootzeiltrimmer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.