Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsruimte groepsruimten
groepsruimtes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de groepsruimtev

  1. gemeenschappelijke ruimte, bijv. in een studentenflat of een woongroep

Gangbaarheid