Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·dans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsdans groepsdansen
verkleinwoord groepsdansje groepsdansjes

Zelfstandig naamwoord

de groepsdansm

  1. (dans) dans die men uitvoert met meer dan twee personen
     Teamleider Willemsen van het Doetinchemse Slingeland Ziekenhuis merkt het effect van de groepsdans nog steeds. "We zijn nu een week verder en mensen bespreken de dans nog steeds elke ochtend", zegt ze. "Iedereen is zo enthousiast en dat enthousiasme komt precies op het goede moment."[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Carmen Dorlo
    “Zorgpersoneel: 'Corona maakte van ons een groep, Jerusalema nog meer'” (Zaterdag 10 oktober 2020, 12:18), NOS