Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groen·te·pu·ree
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groentepuree groentepurees
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groentepureev

  1. (voeding) warm gerecht van fijngestampte of gezeefde groente, waar meestal nog een zuivelproduct zoals melk aan is toegevoegd
     Op zich wel een prima beet in combinatie met een mooie lamskwaliteit, maar mijn haasje (let op het vlies, chef) moet watertrappelen, net als de bontgekleurde groentepuree. Op basis van de gerechtsprijs (23 euro): een rood cijfer voor dit witte, natte goud.[2]
     De chef-kok levert variaties door voor aardappelen, wortelgroenten, bonen en erwten of groentepuree steeds vier verschillende bereidingsmogelijkheden te geven. Ook voor het inmaken van groenten heeft hij een aantal leuke ideeën.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marco Bosmans
    “Natte voeten voor het witte goud” (10-01-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Marianne Witvliet
    “Groenten miskende helden van de maaltijd” (2 maart 2007), Reformatorisch Dagblad