Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groei·ver·haal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groeiverhaal groeiverhalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het groeiverhaalo

  1. (economie) het verhaal(tje) dat men vertelt over mogelijke toekomstige groei en ontwikkeling
     Volgens het kabinet houdt Nederland "zich knap staande in een wereld waar de economische en geopolitieke onrust toeneemt". De economische groei vlakt af, maar is vooralsnog "robuust". De vraag is altijd hoeveel je in het dagelijkse leven van dit soort woorden merkt. Kenan Dag, ondernemer in Den Haag met vier fietsenwinkels, is positief. Toch plaatst hij ook kanttekeningen bij het groeiverhaal van het kabinet.[1]
     Aanvankelijk mikte de organisatie op 120.000 bezoekers. Later werd dat bijgesteld tot 40.000 man. "Toen werd er gezegd dat dit een groeiverhaal is, en dat ze zelf nooit dat hoge aantal genoemd hebben." Uiteindelijk stonden er gisteren bij lange na geen 40.000 mensen klaar om het festivalterrein op te gaan. Op het moment van de geplande opening stonden er een paar honderd man.[2]
     Er zit wel een rouwrand aan het groeiverhaal: het Amerikaanse wapengekletter rond de handel. Die handelsoorlog escaleert en drukt het vertrouwen en de export en kan roet in het eten van de wereldeconomie gooien.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Prinsjesdag: 'Ik weet nog steeds niet of ik straks wél een huis kan kopen'” (Dinsdag 17 september 2019, 19:44), NOS
  2.   Weblink bron
    Wim Kopinga
    “Groot Belgisch hiphopfestival dreigde te mislukken, en dat gebeurde ook” (Zaterdag 29 juni 2019, 15:13), NOS
  3.   Weblink bron “IMF prijst sterke wereldeconomie maar verwijt VS dreigende handelsoorlog” (Dinsdag 17 april 2018, 17:47), NOS