Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groei·spurt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groeispurt groeispurten
groeispurts
verkleinwoord groeispurtje groeispurtjes

Zelfstandig naamwoord

de groeispurtm

  1. periode met snelle groei
     Dat in het onderzoek ook is bekeken in welke jaarlijkse groeifase de dieren zich bevonden toen het noodlot toesloeg, maakt de resultaten van het onderzoek volgens hem nog geloofwaardiger. Deze vissoort krijgt elk jaar een groeispurt in de lente, die was net begonnen toen de dieren stierven, blijkt uit analyse van de botten.[2]
     Nu gaat de inflatie ineens in een snel tempo omhoog. "Misschien was de post-corona groeispurt de lucifer en zijn de miljarden van de centrale banken de benzine die al jarenlang over de economie wordt gegoten", zegt Van Mulligen.[3]
     Oorspronkelijk komen de wasberen uit Noord-Amerika. Ze zijn ooit naar Europa gehaald voor de pelsdierhouderij, maar ook als huisdier. In Duitsland is de populatie de afgelopen twintig jaar gigantisch toegenomen. "Dat zie je wel vaker bij dit soort exoten", zegt La Haye. "De aantallen blijven lang laag en dan is er opeens een groeispurt. Hoe dat precies komt, is lastig te verklaren."[4]
  2. de snelle groei tijdens de puberteit van een mens
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. groeispurt op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Meteoriet vernietigde dinosauriërs in de lente, en dat verklaart veel” (Woensdag 23 februari 2022, 17:59), NOS
  3.   Weblink bron “De economie in 2021: snelle groei, ongekende krapte en hoge inflatie” (Zondag 26 december 2021, 07:34), NOS
  4.   Weblink bron “Wasbeer op zijn gemak: 'Uitkijken dat we er geen uitheems roofdier bij krijgen'” (Dinsdag 6 april 2021, 16:53), NOS