gripanker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grip·an·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van grip en anker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gripanker | gripankers |
verkleinwoord | gripankertje | gripankertjes |
Zelfstandig naamwoord
het gripanker o
- (bouwkunde) twee scharnierende metalen plaatjes, vastgeschroefd in de hoek van twee loodrecht op elkaar geplaatste balken ter verankering
Gangbaarheid
- Het woord 'gripanker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.