Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grin·go
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Spaans
enkelvoud meervoud
naamwoord gringo gringo's
verkleinwoord gringootje gringootjes

Zelfstandig naamwoord

de gringom

  1. niet-Spaanstalige buitenlander (met name Engels sprekend) in Spaans-Amerikaanse landen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be