Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijs·reed

Werkwoord

vervoeging van
grijsrijden

grijsreed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van grijsrijden
    • ... dat ik grijsreed. 
    • ... dat jij grijsreed. 
    • ... dat hij, zij, het grijsreed.