grensstreek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: grensstreek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- grens·streek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van grens zn en streek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grensstreek | grensstreken |
verkleinwoord | grensstreekje | grensstreekjes |
Zelfstandig naamwoord
- een streek die langs de grens van een land gelegen is.
- In de grensstreek leefden de mensen in harmonie samen met de inwoners van het buurland.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord grensstreek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
grensstreek