Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·ti·fi·ceer

Werkwoord

vervoeging van
gratificeren

gratificeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gratificeren
    • Ik gratificeer. 
  2. gebiedende wijs van gratificeren
    • Gratificeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gratificeren
    • Gratificeer je?