grasmus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gras·mus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gras en mus [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grasmus | grasmussen |
verkleinwoord | grasmusje | grasmusjes |
Zelfstandig naamwoord
- (zangvogels) Sylvia communis , een zangvogel uit de familie zangers Syviidae
Hyperoniemen
Verwante begrippen
- Afrikaanse woestijngrasmus, atlasgrasmus, Balearische grasmus, balkanbaardgrasmus, brilgrasmus, cyprusgrasmus, Moltoni's baardgrasmus, oostelijke orpheusgrasmus, Provençaalse grasmus, Rüppells grasmus, Sardijnse grasmus, sperwergrasmus, westelijke baardgrasmus, westelijke orpheusgrasmus, woestijngrasmus
Hyponiemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
- Indien grasmus wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep grasmussen zie dan Hyponiemen grasmussen
Vertalingen
1. Sylvia communis, een zangvogel uit de familie zangers Syviidae
Gangbaarheid
- Het woord grasmus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grasmus" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ grasmus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be