Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • got·spe
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gotspe gotspes
verkleinwoord gotspetje gotspetjes

Zelfstandig naamwoord

de gotspev / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) bijzonder grote brutaliteit [5]
    • Hij had de gotspe me dat recht in mijn gezicht te zeggen! 
  2. bijzonder veel lef
    • Je kunt van hem zeggen wat je wil, maar gotspe heeft-ie wel. 
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen