Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
goedhouden
hield goed
goedgehouden
klasse 7 volledig

Werkwoord

goedhouden

  1. rustig en kalm blijven
    • Toen hij hoorde voor de derde maal te zijn gezakt voor zijn rijexamen had hij veel moeite om zich goed te houden. 
  2. zorgen dat iets (bijvoorbeeld voedsel) niet bederft

Gangbaarheid