Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gods·ver·trou·wen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord godsvertrouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het godsvertrouweno

  1. (religie) het vertrouwen dat men heeft op een opperwezen
     De brief die op de site van ITS staat, is door de familie inmiddels ontcijferd en uitgetypt. Hij getuigt van een sterk godsvertrouwen. Bert Will: "Ik heb een beetje spottend tegen mijn kinderen gezegd dat in de brief wel de Tale Kanaäns wordt gesproken." De verzetsman is gereformeerd en vraagt zijn vrouw en kinderen hun geloof in God nooit los te laten. "Geloof slechts in Zijn zaligheid, dat spaart je voor veel ellende."[2]
     Het viel Brouwer trouwens ook nog op dat in de latere kersttoespraken van Beatrix - meestal een stuk langer dan die uit het begin van haar regeerperiode ? steeds vaker naar andere religies dan de christelijke ging verwijzen, zoals in 2005. Toen zei ze: "In wanhoop zoeken velen eveneens vertroosting bij God. In de band met de Schepper van het leven vinden zij een bron van bezieling. In alle godsdiensten richten daarenboven dank en lof zich met name tot de Allerhoogste. Woorden als "Gode zij dank!" maar ook "Allah zij geprezen!" verwijzen naar een godsvertrouwen dat een aloud gevoel van eerbied en geborgenheid uitdrukt." Zo drongen de multiculturele veranderingen die Nederland doormaakten dus ook in de kersttoespraak van het staatshoofd door.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zoon van verzetsheld krijgt na 71 jaar alsnog afscheidsbrief” (Donderdag 22 oktober 2015, 10:46), NOS
  3.   Weblink bron
    Piet van Asseldonk
    “De kersttoespraken van Beatrix” (Maandag 28 januari 2013, 21:27), NOS