gnosis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gno·sis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘diepere kennis m.b.t. godsdienstige waarheden’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gnosis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de gnosis v
- (religie) de diepere kennis aangaande de godsdienstige waarheden
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord gnosis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gnosis" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "gnosis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gnosis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be