gisser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gis·ser
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van gissen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gisser | gissers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die gist (raadt)
Bijvoeglijk naamwoord
gisser
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van gis
Gangbaarheid
- Het woord gisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.