Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zwol·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: zwellen…
geen verbogen vorm

gezwollen

  1. voltooid deelwoord van zwellen


stellend
onverbogen gezwollen
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

gezwollen

  1. van een rivier dat er zoveel water doorheen stroomt dat ze haast buiten haar oevers treedt
     Op die vroege voorjaarsdag slokte de gezwollen rivier de oevers bijna helemaal op, en kale takken krabden aan de laaghangende wolken.[1]


Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be