Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wrichts·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gewrichtsband gewrichtsbanden
verkleinwoord gewrichtsbandje gewrichtsbandjes

Zelfstandig naamwoord

de gewrichtsbandm

  1. (anatomie) een band van bindweefsel om een gewricht

Meer informatie

Gangbaarheid