gewas

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gewas    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·was

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van wassen met het voorvoegsel ge-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gewas	gewassen
verkleinwoord	gewasje	gewasjes

Zelfstandig naamwoord

het gewas o

1. (landbouw) (plantkunde) dat wat aanwast op het veld, maar nog niet geoogst is

   • Na voldoende regen en zonneschijn stonden de gewassen er goed bij. 

Hyponiemen

   

aardgewas bolgewas boomgewas cultuurgewas energiegewas graangewas grasgewas griendgewas grondgewas handelsgewas houtgewas knolgewas landbouwgewas misgewas nijverheidsgewas plantgewas potgewas rietgewas siergewas stoppelgewas struikgewas tuingewas vanggewas veldgewas voedergewas vruchtgewas wintergewas wortelgewas zomergewas

Afgeleide begrippen

• gewasbescherming, gewasschade, gewasveredeling

Vertalingen

    1. dat wat aanwast op het veld, maar nog niet geoogst is.   

Bulgaars: посев (bg) m, култура (bg) v Deens: afgrøde (da) g Duits: Gewächs (de) o, Pflanze (de) o Engels: crop (en), vegetation (en) Esperanto: rikoltaĵo (eo) Fins: viljelykasvi (fi), viljelyskasvi (fi), satokasvi (fi) Italiaans: coltura (it) v

Latijn: seges (la), messis (la) Noors: vekst (no) m, plante (no) g Nynorsk: vekst (nn) m, plante (nn) g Russisch: сельскохозяйственная культура (ru) v Sloveens: pridelek (sl) o Spaans: cultivo (es) m, cosecha (es) v, agosto (es) m Telugu: పంట (te) (paNTa)

Gangbaarheid

• Het woord gewas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gewas" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Afrikaans

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gewas	gewasse

Zelfstandig naamwoord

gewas

1. gewas

   «Die mees algemene gewasse is vlas en koring.»

   De belangrijkste gewassen zijn vlas en koren.