Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·syn·di·keerd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen gesyndikeerd
verbogen gesyndikeerde
partitief gesyndikeerds

Bijvoeglijk naamwoord

gesyndikeerd

  1. (België) lid van een vakbond zijnde
     Jullie hebben een treinbestuurder van de NMBS weggeplukt. Hoe moeilijk was het om iemand los te weken van de toch wel zwaar gesyndikeerde spoorwegmaatschappij?[1]
     We hebben geen cijfers van andere vakbonden of van uitzendkrachten die niet gesyndikeerd zijn’, zegt Eva Van Laere van de ACV-studiedienst.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Christof Vanschoubroek en Pascal Sertyn
    “Vier jaar wroeten voor een privé goederentrein” (05/04/2002), De Standaard
  2.   Weblink bron
    Kristof Simoens
    “ACV krijgt 140 procent meer klachten van uitzendkrachten” (17/06/2019), De Standaard