Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ges·ti·cu·leert

Werkwoord

vervoeging van
gesticuleren

gesticuleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gesticuleren
    • Jij gesticuleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gesticuleren
    • Hij gesticuleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gesticuleren
    • Gesticuleert!