Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gen·dar·me
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans gendarme, in de betekenis van ‘rijkswachter in België’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord gendarme gendarmen
gendarmes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gendarmem

  1. (militair) (beroep) (geschiedenis) militair met politietaken
     In Tain l'Hermitage wordt elk jaar zo'n file nagebootst met klassieke voertuigen. Vaak dragen chauffeurs en passagiers kleding uit de jaren vijftig en zestig, terwijl ze begeleid worden door gendarmes in originele uniformen, op klassieke motorfietsen. Van levensader tot nostalgisch themapark, een zwartkijker zou in de Nationale 7 een metafoor voor Frankrijk kunnen zien.[4]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

gendarme m

  1. (ordehandhaving) (beroep) politiebeambte, agent van het Franse (en Belgische), op militaire leest geschoeide politiekorps
  2. (figuurlijk) baas, iemand die iedereen rond commandeert
  3. (figuurlijk) (informeel) forsgebouwde vrouw (met streng voorkomen), dragonder, kenau
  4. puntvormige insluiting, onzuiverheid in een diamant
  5. (aardrijkskunde) rotsuitloper
  6. (halfvleugeligen) vuurwants, Pyrrhocoris apterus  
  7. (voeding) gerookte haring, bokking
  8. (kookkunst) type gedroogde worst (uit Zwitserland en de Elzas)
  9. (straalvinnigen) voorn
  10. (oenologie) benaming voor een type kurkentrekker, vleugelkurkentrekker
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

  1.   Weblink bron gendarme in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr