gemors
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·mors
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van morsen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemors | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het gemors o
- het voortdurend knoeien, meestal van een vloeistof
- iets heel slordigs
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord gemors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gemors" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be