Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsvraag geloofsvragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geloofsvraagv / m

  1. (religie) vraagstuk betreffende een bepaalde zaak binnen een godsdienst; een vraag over een bepaald aspect van een godsdienst

Gangbaarheid

Verwijzingen