Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·rich·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsrichting geloofsrichtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geloofsrichtingv

  1. (religie) een bepaald kerkgenootschap dat deel uitmaakt van een grotere religie
     Dat komt volgens de onderwijskundige omdat de overheid bij de aanvraag voor een nieuwe school alleen naar twee criteria mag kijken: of er genoeg leerlingen zullen zijn en of de geloofsrichting officieel erkend is.[1]
Synoniemen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Mitchell van de Klundert
    “'Lokalen van nieuwe islamitische school zijn straks echt niet leeg'” (Woensdag 26 juli 2017, 22:10), NOS