Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·plicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsplicht geloofsplichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geloofsplichtv / m

  1. (religie) verplichtingen waaraan men uit hoofde van het geloof gehouden is

Gangbaarheid