Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·over·gang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsovergang geloofsovergangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geloofsovergangm

  1. (religie) het zich bekeren tot een nieuwe godsdienst nadat men eerst een andere religie heeft beleden

Gangbaarheid