Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·op·vat·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsopvatting geloofsopvattingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geloofsopvattingv

  1. (religie) de manier waarop men een geloof interpreteert
     Diaken Anton van Diessen zou het niet zien zitten als er een moskee in 'zijn' kerk komt. "Dat is in mijn ogen toch een andere geloofsopvatting." Maar dat de Clemenskerk in Waalwijk een andere functie krijgt, staat vast: het gebouw staat te koop. Tot groot verdriet van Van Diessen.[2]
     Omdat de teksten niet in de context van een maatschappelijk debat zijn gedaan, en ook niet kunnen worden geïnterpreteerd als een geloofsopvatting of een artistieke uiting, zijn het strafbare feiten, vindt het OM. Uit het dossier blijkt bovendien dat de drie verdachten nog steeds achter de inhoud van de folder staan.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Altijd al een kerk willen kopen? 'Door sluiting komen er steeds meer op de markt'” (Zaterdag 25 augustus 2018, 17:46), NOS
  3.   Weblink bron “Taakstraffen geëist tegen mannen vanwege anti-homo-folder” (Woensdag 12 december 2018, 17:55), NOS