Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsleven geloofslevens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geloofsleveno [1]

  1. (religie) deel van het menselijke bestaan dat betrekking heeft op religie
     De dagmissen en andere vieringen op Eerste en Tweede Kerstdag kunnen wel doorgaan, maar dan met maximaal dertig bezoekers. De bisschoppen beschouwen deze vieringen als essentieel. "De eredienst en de sacramenten bieden mensen geestelijk voedsel ter ondersteuning van het persoonlijk geloofsleven dat kracht, hoop en moed geeft, juist ook in deze moeilijke tijd."[2]
     Het messiaanse jodendom beschouwt Jezus als de door God in de Bijbel beloofde Messias. Messiaanse Joden combineren in hun geloofsleven aspecten uit zowel het christendom als het Jodendom.[3]
     De NOS wil graag weten wat deze gebeurtenissen met u als rooms-katholiek hebben gedaan. Wat heeft u ervan gemerkt in uw omgeving of juist niet? En wat betekent het voor uw persoonlijke geloofsleven?[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Rooms-Katholieke Kerk schrapt alle publieke vieringen op Kerstavond” (Woensdag 16 december 2020, 12:07), NOS
  3.   Weblink bron “Sekte Israël dwingt vrouwen tot seks” (Maandag 8 september 2014, 16:14), NOS
  4.   Weblink bron “OPROEP: Hoe beleeft u het rooms-katholieke geloof?” (Donderdag 16 december 2010, 12:01), NOS