geloofsidentiteit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·loofs·iden·ti·teit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geloof zn en identiteit zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geloofsidentiteit | geloofsidentiteiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de geloofsidentiteit v
- (religie) de manier waarop men zichzelf definieert als gelovige; de manier waarop men door anderen gedefinieerd wordt betreffende de godsdienst
Gangbaarheid
- Het woord 'geloofsidentiteit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.