Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loofs·dwang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloofsdwang
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geloofsdwangm

  1. (religie) het gedwongen worden zijn geloof af te zweren
  2. (religie) het gedwongen worden een bepaald geloof aan te nemen

Gangbaarheid


Verwijzingen