geloofscrisis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·loofs·cri·sis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geloofscrisis | geloofscrisissen geloofscrises |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de geloofscrisis v
- (religie) periode of omstandigheid waarin men dreigt zijn geloof te verliezen
Gangbaarheid
- Het woord geloofscrisis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.