geldvereerder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- geld·ver·eer·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geld zn en vereerder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geldvereerder | geldvereerders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de geldvereerder m
- iemand die teveel waarde toekent aan geld
- ▸ Of tegenwoordig misschien ook seances met een in het rood geklede goeroe die ervoor zorgde dat iedereen in het publiek zich in het rood kleedde en na de preek overging tot algemene copulatie. Misschien niet direct dit publiek in de Rotundan, maar het psychologische fenomeen zou wel hetzelfde zijn tussen Amerikaanse hippies als tussen Zweedse geldvereerders in de hogere middenklasse.[1]
Synoniemen
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'geldvereerder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149