Nederlands

[[afbeelding: |thumb|]]

Uitspraak
Woordafbreking
  • geld·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geldhond geldhonden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geldhondm

  1. (figuurlijk) gierig persoon
  2. hond die getraind is om geld op te sporen
     De politie zet een hond in om crimineel geld op te sporen in treinen en op stations. De geldhond en zijn begeleider maken deel uit van een nieuw financieel-economisch rechercheteam van onder meer het KLPD (Korps Landelijke Politiediensten) en het Openbaar Ministerie.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “KLPD-hond speurt naar geld in trein” (Aangepast dinsdag 27 maart 2012, 11:42), NOS