Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·hal·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘inhoud’ voor het eerst aangetroffen in 1729 [1]
  • afgeleid van houd (stam van het werkwoord houden) met het omvoegsel ge- -te dat een verzameling aangeeft [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gehalte gehalten
gehaltes
verkleinwoord gehaltetje gehaltetjes

Zelfstandig naamwoord

het gehalteo

  1. hoeveelheid van iets in een mengsel.
  2. de mate van.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen