Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·foe·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gefoeter -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gefoetero

  1. voortdurende protesten en gescheld
    • Zijn verduidelijking deed het gefoeter niet verstommen. 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be