Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·don·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gedonder -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gedondero

  1. het geluid van donderslagen
    • Ik hoorde gedonder in de verte; ik hoop niet dat we een bui gaan krijgen. 
  2. (pejoratief) als ongewenst en ergerlijk ervaren gedrag
    • Is dat gedonder nou nog niet afgelopen? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be