Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·de·ci·deerd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gedecideerdheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gedecideerdheidv

  1. beslistheid
    • Met grote gedecideerdheid nam de direkteur zijn besluit: 100 man zou ontslagen worden. 

Gangbaarheid

Verwijzingen