Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·co·or·di·neer·de

Bijvoeglijk naamwoord

gecoördineerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gecoördineerd

Werkwoord

vervoeging van: coördineren…
verbogen vorm: gecoördineerdee

gecoördineerde

  1. verbogen vorm van gecoördineerd, voltooid deelwoord van coördineren

Gangbaarheid