Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bruik·te op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opgebruiken

gebruikte op

  1. enkelvoud verleden tijd van opgebruiken
    • Ik gebruikte op. 
    • Jij gebruikte op. 
    • Hij, zij, het gebruikte op. 


Gangbaarheid