Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bou·wen·be·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebouwenbeheer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gebouwenbeheero

  1. (economie) het onderhouden en exploiteren van vastgoed
     De afdeling gebouwenbeheer van het ziekenhuis ging om de tafel met een vastgoedondernemer. Bij die gesprekken waren volgens het ziekenhuis geen cardiologen betrokken. "Vanwege deze gang van zaken zagen en zien wij hier geen risico van belangenverstrengeling", laat het ziekenhuis weten aan de NOS. Isala zegt verder dat "de procedure om destijds tot een huurovereenkomst te komen, onafhankelijk en conform geldende richtlijnen doorlopen is."[1]
     De man, Donovan A., werkte op de afdeling die onder meer gaat over gebouwenbeheer, politiekleding en wapens. A. had een adviserende rol en leidde vorig jaar een project om afgedankte politiekleding te recyclen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “NRC: Zwolse cardiologen waren stiekem huurbaas van ziekenhuis” (Maandag 5 december 2022, 02:25), NOS
  2.   Weblink bron “Politieadviseur opgepakt bij politie-inval Den Haag” (Vrijdag 8 maart 2019, 08:57), NOS