Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·balk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebalk -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gebalko

  1. het balken van een ezel
    • Hij hoorde het luide, protesterende gebalk van een muilezel. 
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be