Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·uni·eer·de

Bijvoeglijk naamwoord

geünieerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van geünieerd

Werkwoord

vervoeging van: uniëren…
verbogen vorm: geünieerdee

geünieerde

  1. verbogen vorm van geünieerd, voltooid deelwoord van uniëren

Gangbaarheid