Nederlands

 
thomsongazelle (Eudorcas thomsonii)
Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·zel·le
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Arabische woord ghâzal, dat verwijst naar de bevalligheid van het dier
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720 [1] [2]
  •  gazel zn  met de uitgang -e
enkelvoud meervoud
naamwoord gazelle gazellen
gazelles
verkleinwoord gazelletje gazelletjes

Zelfstandig naamwoord

de gazellev

  1. (evenhoevigen) benaming voor slanke hoefdieren uit de geslachten Gazella  , Eudorcas   en Nanger  , leden van de antilopefamilie Antilopinae  . Er zijn ongeveer vijftien soorten, waaronder de thomsongazelle. Gazellen spelen een belangrijke rol in verschillende religies en legendes
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

gazelle v

  1. (evenhoevigen) gazelle
  2. (spreektaal) vrouw, meid
    «Cette belle gazelle guadeloupéenne est championne de course à pied sur 400 mètres.»
    Die mooie Guadeloupse is kampioene op de 400 meter hardlopen. [1]

Verwijzingen