gazelle
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ga·zel·le
Woordherkomst en -opbouw
- van het Arabische woord ghâzal, dat verwijst naar de bevalligheid van het dier
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herkauwer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720 [1] [2]
- gazel zn met de uitgang -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gazelle | gazellen gazelles |
verkleinwoord | gazelletje | gazelletjes |
Zelfstandig naamwoord
de gazelle v
- (evenhoevigen) benaming voor slanke hoefdieren uit de geslachten Gazella , Eudorcas en Nanger , leden van de antilopefamilie Antilopinae . Er zijn ongeveer vijftien soorten, waaronder de thomsongazelle. Gazellen spelen een belangrijke rol in verschillende religies en legendes
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. benaming voor slanke hoefdieren
Gangbaarheid
- Het woord gazelle staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gazelle" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "gazelle" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gazelle op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
gazelle v
- (evenhoevigen) gazelle
- (spreektaal) vrouw, meid
- «Cette belle gazelle guadeloupéenne est championne de course à pied sur 400 mètres.»
- Die mooie Guadeloupse is kampioene op de 400 meter hardlopen. [1]
- «Cette belle gazelle guadeloupéenne est championne de course à pied sur 400 mètres.»