Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gam·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • van Oudgrieks γάμμα (gámma), in de betekenis van ‘Griekse letter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1581 [1]
    • [3] naar de benaming voor de laagste noot in systeem voor muzieknotatie dat Guido van Arezzo   in de middeleeuwen ontwikkelde
    • [4] bij uitbreiding, omdat een toonladder ook een geordende reeks is
    • [5] bij uitbreiding, waarbij het uitgebreide aanbod als een lange reeks wordt gedacht
    • [6] naar analogie van alfa en beta als aanduiding van vakgebieden
enkelvoud meervoud
naamwoord gamma gamma's
verkleinwoord gammaatje gammaatjes

Zelfstandig naamwoord

gamma v / m / o

  1. (taalkunde) derde letter van het Griekse alfabet
  2. lettercijfer voor 0,001 mg
  3. (muziek) reeks noten in opvolgende toonhoogte met een bepaalde toonafstand
  4. reeks die geordend is naar een eigenschap als sterkte, intensiteit of kleur
  5. (handel) geheel van verschillende producten of diensten waaruit bij een leverancier kan worden gekozen
  6. (wetenschap) (onderwijs) iemand die mens en samenleving bestudeert met kwantitatieve methoden
    Ook vaak als eerste deel van een samenstelling die naar zo'n vakgebied verwijst.
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • gam·ma

Zelfstandig naamwoord

gamma, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van gamme
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • gam·ma

Zelfstandig naamwoord

gamma, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van gamme
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

gamma

  1. verouderde spelling of vorm van gamme tot 2012 [1]
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van gamme, v

Verwijzingen

  1. Taalhervorming vanaf 1 augustus 2012:
    Ny rettskriving for 2000-talet, punt 3.1.4 (in het Nynorsk)