gaarkeuken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gaarkeuken (hulp, bestand)
Woordafbreking
- gaar·keu·ken
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘spijshuis’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- samenstelling van gaar en keuken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gaarkeuken | gaarkeukens |
verkleinwoord | gaarkeukentje | gaarkeukentjes |
Zelfstandig naamwoord
- een instelling die in tijden van honger en gebrek tracht door het beschikbaar stellen van gratis voedsel de nood te lenigen
Vertalingen
1. instelling die gratis voedsel beschikbaar stelt
Gangbaarheid
- Het woord gaarkeuken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaarkeuken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "gaarkeuken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be