Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • géén
Woordherkomst en -opbouw
  • van geen, met nadruk en beklemtoond uitgesproken

Lidwoord

géén

  1. uitdrukkelijk niet (een, de, het)
    • Het is géén reisgids en bevat dan ook geen routebeschrijvingen of wandelingen. [1]

Hoofdtelwoord

  1. nul, uitdrukkelijk niet één
    • Maar van die 53 werden er 34 over Amsterdam verhoord, 18 over Maastricht, slechts één over de vlasindustrie en helemaal géén over Tilburg. [2]

Onbepaald voornaamwoord

géén

  1. niemand, niet een
    • Géén, die daar ook maar iets om gaf,(...) [3]

Gangbaarheid

Verwijzingen