fusioneerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fu·si·o·neer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fusioneren |
fusioneerden
- meervoud verleden tijd van fusioneren
- Wij fusioneerden.
- Jullie fusioneerden.
- Zij fusioneerden.
- Wij fusioneerden.
vervoeging van |
---|
fusioneren |
fusioneerden